Saint Gall (als alternatief gespeld St. Gallus of St. Gallen) dient een patroonheilige voor vogels, ganzen en pluimvee (kippen en kalkoenen). Hier is een blik op het leven van St. Gall en de wonderen waarvan gelovigen zeggen dat God hem heeft verricht:
Levenslang
550 tot 646 na Christus in het gebied dat nu Ierland, Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk en Duitsland is
Feestdag
16 oktober
Biografie
Gall werd geboren in Ierland en, na zijn jeugd, werd hij monnik in Bangor, een groot Iers klooster dat diende als het centrum van zendingswerk voor Europa. In 585 voegde Gall zich bij een kleine groep monniken onder leiding van Saint Columba om naar Frankrijk te reizen en vond daar twee kloosters (Annegray en Luxeuil).
Gall bleef reizen om het evangelie te prediken en nieuwe kloosters te beginnen tot 612 toen hij ziek werd en op één plaats moest blijven om te genezen en te herstellen. Gall woonde toen in Zwitserland met enkele andere monniken. Ze concentreerden zich op gebed en Bijbelstudie terwijl ze als kluizenaars leefden.
Gall bracht vaak tijd buiten door in de natuur - Gods schepping - reflecterend en biddend. Vogels hielden hem in die tijd vaak gezelschap.
Na de dood van Gall groeide zijn kleine klooster uit tot een welbekend centrum van muziek, kunst en literatuur.
Beroemde Wonderen
Gall verrichtte op wonderbaarlijke wijze een uitdrijving voor een vrouw genaamd Fridiburga, die verloofd was om te trouwen met Sigebert II, koning van de Franken. Fridiburga was bezeten door demonen die niet eerder uit haar waren gekomen toen twee verschillende bisschoppen hadden geprobeerd ze uit te drijven. Maar toen Gall hen probeerde uit te drijven, vlogen de demonen uit de mond van Fridiburga in de vorm van een zwarte vogel. Die dramatische gebeurtenis inspireerde mensen om Gall de patroonheilige van vogels te maken.
Een ander dierlijk wonder dat met Gall wordt geassocieerd, is het verhaal van hoe hij op een dag een beer in het bos bij zijn klooster tegenkwam en de beer ervan weerhield hem aan te vallen nadat hij hem aanviel. Dan, zo gaat het verhaal, ging de beer een tijdje weg en kwam later terug met wat brandhout dat hij blijkbaar had verzameld, waarbij het hout werd neergezet door Gall en zijn mede-monniken. Vanaf dat moment werd de beer naar verluidt een metgezel van Gall, die regelmatig rond het klooster opdook.