Reiken naar mensen in nood staat centraal in het Joodse wezen. Joden wordt geboden om ten minste tien procent van hun netto-inkomen aan goede doelen te geven. Tzedakah-dozen voor het verzamelen van munten voor mensen in nood zijn te vinden op centrale plaatsen in Joodse huizen. Het is gebruikelijk dat Joodse jongeren, in Israël en in de Diaspora, van deur tot deur gaan om geld in te zamelen voor goede doelen.
Verplicht te geven
Tzedakah betekent letterlijk gerechtigheid in het Hebreeuws. In de Bijbel wordt tzedakah gebruikt om te verwijzen naar gerechtigheid, vriendelijkheid, ethisch gedrag en dergelijke. In het post-bijbelse Hebreeuws verwijst tzedakah naar naastenliefde, het geven aan mensen in nood.
De woorden gerechtigheid en liefdadigheid hebben verschillende betekenissen in het Engels. Hoe komt het dat in het Hebreeuws één woord, tzedakah, is vertaald met zowel gerechtigheid als naastenliefde?
Deze vertaling is consistent met het joodse denken, omdat het jodendom liefdadigheid als een daad van rechtvaardigheid beschouwt. Het jodendom stelt dat mensen in nood een wettelijk recht hebben op voedsel, kleding en onderdak dat door meer gelukkigen moet worden geëerd. Volgens het jodendom is het onrechtvaardig en zelfs illegaal voor joden om geen liefdadigheid te geven aan mensen in nood.
Het geven van liefdadigheid in de Joodse wet en traditie wordt dus gezien als verplichte zelfbelasting, in plaats van vrijwillige donatie.
Het belang van geven
Volgens een oude wijze is naastenliefde even belangrijk als alle andere geboden samen.
De High Holiday-gebeden stellen dat God een oordeel heeft ingeschreven tegen allen die hebben gezondigd, maar teshuvah (berouw), tefilah (gebed) en tzedakah kunnen het besluit ongedaan maken.
De plicht om te geven is zo belangrijk in het jodendom dat zelfs ontvangers van liefdadigheid verplicht zijn om iets te geven. Mensen moeten echter niet toegeven op het punt waar ze zelf behoeftig worden.
Richtlijnen voor het geven
De Thora en de Talmoed geven Joden richtlijnen over het hoe, wat en wanneer van het geven aan de armen. De Torah beval de Joden om elk derde jaar tien procent van hun inkomsten aan de armen te geven (Deuteronomium 26:12) en een extra percentage van hun inkomen per jaar (Leviticus 19: 9 10). Nadat de tempel was vernietigd, werd de jaarlijkse tiende opgelegd aan elke Jood voor ondersteuning van de tempelpriesters en hun assistenten werd opgeschort. De Talmoed instrueerde Joden om ten minste tien procent van hun jaarlijkse netto-inkomen aan tzedakah te geven (Maimonides, Mishneh Torah, "Wetten betreffende geschenken voor de armen", 7: 5).
Maimonides wijdt tien hoofdstukken in zijn Mishneh Torah aan instructies over hoe aan de armen te geven. Hij beschrijft acht verschillende niveaus van tzedakah volgens hun graad van verdienste. Hij beweert dat het meest verdienstelijke niveau van liefdadigheid iemand helpt zichzelf te onderhouden.
Men kan de verplichting vervullen om tzedakah te geven door geld te geven aan de armen, aan zorginstellingen, aan synagogen of aan onderwijsinstellingen. Het ondersteunen van volwassen kinderen en bejaarde ouders is ook een vorm van tzedakah. De verplichting om tzedakah te geven omvat het geven aan zowel Joden als heidenen.
Begunstigden van liefdadigheid
Volgens de joodse traditie is het spirituele voordeel van het geven van liefdadigheid zo groot dat de gever nog meer profiteert dan de ontvanger. Door liefdadigheid te geven, erkennen Joden het goede dat God hun heeft gegeven. Sommige geleerden zien liefdadige donatie als een vervanging voor dierenoffers in het joodse leven, omdat het een manier is om dank te betuigen aan God en vergeving te vragen. Bijdragen aan het welzijn van anderen is een centraal en vervullend onderdeel van iemands joodse identiteit.
Joden hebben een mandaat om de wereld waarin ze leven te verbeteren (tikkun olam). Tikkun olam wordt bereikt door het verrichten van goede daden. De Talmoed stelt dat de wereld op drie dingen rust: Thora, dienst aan God en goede daden (gemilut hasadim).
Tzedakah is een goede daad die in samenwerking met God wordt gedaan. Volgens Kabbalah (Joodse mystiek) komt het woord tzedakah van het woord tzedek, wat rechtvaardig betekent. Het enige verschil tussen de twee woorden is de Hebreeuwse letter "hey", die de goddelijke naam vertegenwoordigt. Kabbalisten leggen uit dat tzedakah een partnerschap is tussen de rechtvaardigen en God, daden van tzedakah zijn doordrongen van de goedheid van God, en het geven van tzedakah kan de wereld een betere plek maken.
Terwijl de Verenigde Joodse Gemeenschappen (UJC) geld inzamelen voor de slachtoffers van orkaan Katrina, wordt het filantropische karakter van het Amerikaanse jodendom, afgeleid van de nadruk van het jodendom op het doen van goede daden en de zorg voor mensen in nood, bevestigd. Reiken naar mensen in nood staat centraal in het Joodse wezen. Joden wordt geboden om ten minste tien procent van hun netto-inkomen aan goede doelen te geven. Tzedakah-dozen voor het verzamelen van munten voor mensen in nood zijn te vinden op centrale plaatsen in Joodse huizen. Het is gebruikelijk dat Joodse jongeren, in Israël en in de Diaspora, van deur tot deur gaan om geld in te zamelen voor goede doelen.